Drenthe 200: een even bizarre als fantastische eerste kennismaking
Door Juul van Loon -
Het is nog pikkedonker. Met behulp van het kleine lampje in de auto probeer ik mijn overschoenen aan te frotten. Ondertussen klettert de regen volle bak op de vooruit. Ik was graag even gaan kijken bij de wedstrijdmountainbikers die zojuist – stipt om 6.00 uur in de ochtend – zijn begonnen aan hun Drenthe 200. Die sla ik maar over. Op weg naar een hoognodig bezoek aan een van de dixie’s die op een zompig grasveld vlak bij de inschrijving staan opgesteld, zijn mijn voeten al kletsnat geworden. En dan moet een lange dag op de fiets nog beginnen.
Drenthe 200. 200 kilometer door het uitgestrekte Drentse land, over alle typen onverharde paden die je maar kunt bedenken. De afgelopen jaren hoorde ik er veel verhalen over van bevriende marathonbikers, maar nog nooit was ik erbij. Vooral omdat het niet niks is, zo’n grote afstand. En dat midden in de winter, steevast op 28 december. Nu ga ik het eindelijk een keer meemaken en krijg ik meteen de full-experience. Qua barre omstandigheden dan, want er is veel regen gevallen en droog gaat het vandaag ook niet worden. Daarom ben ik blij dat ik bij mijn eerste deelname – laf, zo mag u vinden – heb gekozen voor de estafette. Dat betekent dat ik de eerste 100 kilometer voor mijn rekening neem en Joep, met wie ik afgelopen zomer ook al samen de Bike Transalp reed, het stokje daarna van mij over zal nemen. Meer dan duizend deelnemers staan er vandaag in het plaatsje Roden aan de start. Die starten in vier verschillende waves: eerst de wedstrijdrijders, dan om de tien minuten een blok met ‘cyclosportieven’. Alle estafettedeelnemers starten in het laatste blok, om 6.40 uur. En inderdaad, dat betekent dat het nog steeds donker is. Dat weerhoudt mijn concurrenten er niet van om er meteen in te vliegen. Het is de eerste keer dat ik een wedstrijd start met verlichting, maar heel veel kans om eraan te wennen krijg ik niet. De eerste zeven kilometer zijn grotendeels onverhard. Het is met een graad of zes gelukkig niet superkoud, maar er staat een stevige wind en het water geselt mijn gezicht. Zowel dat wat uit de lucht komt vallen als dat wat van het asfalt omhoog spettert. Waaierrijden in het donker, een nieuwe beleving. En dan moet de eerste onverharde strook nog komen. Die vliegen we in hoog tempo op. Het eerste stuk is zand. Ow, dat gaat wel meevallen vandaag, denk ik. Maar voordat die informatie helemaal in mijn hersens is doorgedrongen, lig ik al bijna onderuit. De honderden bikers die ons hier zijn voorgegaan hebben van dit simpele gravelpad een glijbaan gemaakt. Ik vlieg direct uit het spoor. De berm in, vol door het gras en een plas. Links en rechts schieten de andere coureurs me voorbij. Niet lang daarna valt er iemand vlak voor me, op een besmeurd pak na gelukkig zonder erg. Eenmaal terug op asfalt, schakel ik de door de snelle start aangewakkerde koersmodus uit. De eerste mannen van de estafette zijn uit het zicht, en ik besluit in ieder geval totdat het licht wordt met iets meer reserve en voorzichtigheid te rijden. Want ook al doe ik ‘maar’ 100 kilometer: dit gaat een bizar, pittig dagje worden. De bevestiging van die gedachte krijg ik snel. Voor me vormen tientallen, misschien wel honderden rode lampjes één lang lint het duister in. Ik duik rechtsaf een pad in. Of ja, eerder een modderpoel van gigantische proporties. Het is breed, maar ik zak meteen diep weg in de drek. Overal zijn plassen. Ik probeer aan de linkerkant wat grip en snelheid te houden op gras, maar daar rij ik verraderlijk dicht langs een sloot. Ik ben ook niet met mijn volle aandacht bij het vinden van het juiste spoor, want ik word afgeleid door een van de meest bijzondere dingen die ik ooit tijdens een marathon heb gezien. Voor me vormen tientallen, misschien wel honderden rode lampjes één lang lint het duister in. De deelnemers van de voor me gestarte wave worstelen met deze bizarre passage, als schaatsers aan de Elfstedentocht die met een snijdende wind tegen en over diep donker ijs Leeuwarden verlaten aan het begin van hun heroïsche dag. Het is spoorzoeken in het donker. Aan het randje lijkt het meeste grip te vinden, maar daar is dus die sloot en, aan de andere kant, takken en struiken. De eerste minuut denk ik: waar ben ik mee bezig? Waar ben ik aan begonnen? Waar zijn de minder getrainde bikers die nu nog een kilometer of 190 te gaan hebben aan begonnen? Maar die zorgen slaan al snel om in genieten. Ik rij op mijn winterbike met stukken goedkoper en meer modderproof materiaal dan mijn Orbea Oiz marathonbike en dat helpt al een hoop. Ook fijn: ik krijg al snel meer handigheid in het vinden van de best lopende sporen. Langzaam wordt de ondergrond beter en gaat de snelheid weer omhoog. Als estafetterijder is het veelal inhalen geblazen, de bel op mijn fiets helpt me daar prima bij. Door twee goede spatborden, een winterbroek, goede overschoenen en een regenjack heb ik ook geen last van het slechte weer. Sterker nog, ik kom in een heerlijke cadans, de bijzondere omstandigheden maken het voor mijn gevoel alleen maar gaver. In het donker wisselen de onverharde en verharde stroken elkaar in hoog tempo af. Elke keer zie je rode lampjes voor je zwoegen. Soms gaat het volop tegen de wind over een relatief goed lopend zandpad, dan is het ineens lastig keuzes maken over volledig kapotgereden zompige grasstroken, slootkanten of akkers. Dan blaas je ineens wind mee over asfalt langs een kanaal. Zo nu en dan zit er ook een kort stuk mountainbikeroute in. Vooraf gaf Onno Reijnhout (in 2015 winnaar van de eerste editie van de Drenthe 200) nog een waardevolle tip: spaar je remmen zoveel mogelijk. Die bochtige stukken rijd ik, ook omdat het beperkte zicht het niet makkelijker maakt, daarom maar een beetje rustig. Langzaamaan wordt het licht. De passage over het Balloërveld (ten oosten van de Drentse hoofdstad Assen) is daardoor prachtig. Goed te rijden zandpaden, ver zicht over heidelandschap. Knarsende kettingen, piepende remmen en zuchtende bikers verstoren de doodse stilte die hier normaal gesproken hoort te zijn. Ik begin het bijna jammer te vinden dat ik ‘maar’ 100 kilometer hoef te rijden vandaag. Ik heb er nu bijna vijftig opzitten. De verzorgingsposten – allemaal in stallen of maneges – kan ik voorbij rijden, omdat ik onderweg gesupport wordt door verzorger Joan, bij wie ook Joep in de auto zit om straks het tweede gedeelte te gaan rijden. Tien kilometer later ben ik om dat laatste juist weer blij, want bij Gieten volgt een kilometer of vijftien met veel stukken mountainbikeroute. Zeker het begin is het glibberen en glijden door bochten en over korte steile klimmetjes. Voor me opnieuw een lang lint van rijders uit eerdere waves: op gravelbikes, crossfietsen, fullies en hardtails. Soms met bepakking, vaak met een rugzak en regenjack. Een enkeling zelfs met blote benen. Het inhalen is hier een stuk lastiger, dus ik besluit energie te sparen en in de flow van de andere deelnemers mee te gaan. Ook in het kader van het plan ‘remblokken-overhouden’, maar als deze stroken erop zitten heb ik achter amper nog remkracht. Gelukkig heb ik nog voldoende energie en krijgt het parcours een ander karakter, met veel lange rechte bospaden en zelfs een stukje Drentse kasseitjes. Het meeste is goed te rijden, al zijn er nog steeds sommige stukken waar je de plassen en modder moeilijk kan ontwijken. Ik realiseer me weer dat ik bezig ben aan een wedstrijd. Van Joan krijg ik te horen dat er vijf minuten voor me een andere deelnemer aan de estafette rijdt. Met nog een kilometer of twintig te gaan wordt dat een lastige opgave, vrees ik. Maar dan, tien kilometer voor het einde, zie ik hem ineens rijden. Het maakt de slotfase, richting de wissel iets voorbij Westerbork, intensief. Ik probeer mijn concurrent te lossen, maar dat lukt niet. De laatste kilometers rijden we samen, het toetje is volledig in de stijl van de dag. Eerst glibberen we langs een slootkant, dan slaan we rechtsaf een gemaaid maisveld in. Of ja, meer een maisvijver. Met een kilometer of vijf per uur worstel ik me door diepe plassen naar de grote loods waar Joep klaar staat voor het tweede deel. ,,Sparen op de mountainbikeroutes en gas geven waar het kan”, roep ik hem nog toe. ,,En oja, probeer er ook van te genieten, want het is fantastisch.” Ik heb een minuut of tien nodig om alle indrukken van de ruim vier uur dat ik mezelf door deze streek van Nederland heb geduwd te verwerken, m’n modderkleren uit te doen en me wat op te frissen. Heel veel meer tijd heb ik ook niet, want nu stap ik bij Joan in de auto om Joep te gaan supporten en we willen ‘m bij de volgende verzorging niet missen. Alle deelnemers van de Drenthe 200 zijn te volgen via een speciale app, maar helaas heeft onze chip daar wat problemen mee. Daardoor komen we er pas bij de tweede keer dat we Joep zien precies achter hoeveelste we liggen in de estafette: dat is vierde. Joep is veelal op zichzelf aangewezen, heeft minder in te halen dan ik, maar rijdt mooi steady rond en behoudt onze positie.
Als we hem op kilometer 175 staan op te wachten, zie ik op mijn telefoon dat Tim Smeenge al binnen is. De Nederlands marathonkampioen en lokale favoriet wint de Drenthe 200 in een bijzonder knappe tijd van 7.27 uur, ruim twintig minuten sneller dan de andere coureurs op het podium: Bas Peters (bekend van de BAMS) en oud-wegprof Laurens ten Dam. Nog knapper: Smeenge begon al na 10 kilometer (op de bizarre strook waar dit verhaal mee begon) aan een solo en reed alles alleen. Oef.
Het zwaarste stuk moet dan nog komen: het beruchte Janpad, dat bij een beetje regen – zo vertelt de overlevering – uitmondt in een modderpoel van onneembare proporties.
Voor Joep moet het zwaarste stuk dan nog komen: het beruchte Janpad, dat bij een beetje regen – zo vertelt de overlevering – uitmondt in een modderpoel van onneembare proporties. Ik geloof het meteen, want voordat Joep eraan begint moet hij al een totaal kapotgereden bospad door waar bijna niemand helemaal fietsend meer doorkomt. Joep komt ver, rijdt zich uiteindelijk vast in een diepe plas en krijgt dan van mij te horen dat het Janpad nog moet komen. Hij schudt zonder iets te zeggen zijn hoofd.
Een minuut of twintig later treffen we hem weer ná het Janpad en kan hij niks anders uitbrengen dan ‘ik heb nog nooit zoveel gevloekt op de mountainbike’. Gelukkig is hij bijna bij de finish in Roden. Daar rijdt hij twintig kilometer later als nummer vier van de estafette het podium op. Kort na Eva Buurman, die met een tijd van iets meer dan 9 uur wint bij de vrouwen. Zelf zijn we met zijn tweeën ongeveer 8,5 uur aan het fietsen geweest.
Als we een lekker bakje Nederlandse stamppot op hebben – geen pasta natuurlijk bij de finish – de fietsen van de ergste modder hebben ontdaan, de 2,5 uur terug naar Zuid-Nederland hebben gereden en ik bij mijn eigen pizzeria een van de meest ongezonde varianten heb besteld en tegen negen uur ‘s avonds op de bank plof, realiseer ik me dat er nog steeds deelnemers aan het binnenkomen zijn. Starten in het donker, rijden in de regen en modder, finishen in het donker. Diep respect voor deze mountainbikers, die er meer dan twaalf en zelfs meer dan vijftien uur over doen. Ze worden allemaal, en terecht, even enthousiast onthaald op het podium voor hun medaille.
Uiteindelijk haalt meer dan 70% de finish. Toch zijn er ook een paar honderd die vooraf besluiten niet van start te gaan. Ik ben na deze bijzondere dag blij dat ik dat wél heb gedaan. En ik denk dat ik dat volgend jaar weer doe. Dan de 200 kilometer? Hmm, daar moet ik toch even over nadenken …
Uitslagen via www.drenthe200.nl
Foto’s copyright Red Pixl Media