Interview | Jan Denuwelaere: een West-Vlaamse lefgozer

Door Jan Geys -

  • Sport

Interview | Jan Denuwelaere: een West-Vlaamse lefgozer

Het Belgisch kampioenschap enduro van nu zaterdag in Aywaille nadert met rasse schreden en één van de grote kanshebbers om daar een medaille mee te graaien, is de 29-jarige Jan Denuwelaere, de nummer drie van vorig jaar. Hoog tijd dus om hem eens een bezoekje te brengen in het West-Vlaamse Heuvelland en uit te vissen waar zijn passie voor enduro vandaan komt. En natuurlijk hebben we het ook gehad over de cross, een discipline waarin hij in het verleden in de (sub)top meedraaide …

22 december 2012, de loodzware moddercross in Essen nadert zijn einde. Het viertal Zdenek Stybar, Niels Albert, Rob Peeters en Jan Denuwelaere trekt samen naar de finish. Stybar trekt de sprint aan en op het moment dat Denuwelaere op en over Stybar wil gaan, kegelt de Tsjech Denuwelaere in de dranghekken. De jury wees Denuwelaere na afloop wel aan als de terechte winnaar, maar het beeld blijft op het netvlies van de crossliefhebber gebrand staan.

Jan, hoe kijk je nu, vijf jaar later, terug op dat moment? Er moeten toch leukere manieren zijn om te winnen?

Het gaf me een beetje het gevoel dat het me als ‘kleine’ renner niet gegund werd om te winnen, en dat Stybar me nog liever omver maaide dan dat ik hem zou passeren. Aan de andere kant heeft het voorval me ook veel bekendheid opgebracht, tot in het buitenland toe. Ik kijk er dus met een dubbel gevoel op terug. Ach weet je, in de koers op de weg gebeurt er ook altijd wel iets in de massasprints.

Enkele maanden later verdween je echter plotsklaps uit het veldritcircuit …

Toen ik begon te crossen had ik één groot doel en dat was ooit een grote cross winnen. En in Essen maakte ik die droom eindelijk waar. De zomer nadat ik in Essen gewonnen had, was de goesting om te trainen volledig verdwenen en die goesting keerde niet terug. Ik trainde gewoon niet meer graag en daarom kapte ik er mee.

Is het te cru gesteld dat het lijkt alsof je echte passie niet in het veldrijden ligt, maar dat je dit enkel doet omdat je er goed in bent?

Nee, ergens is dat wel zo. En daar komt nog bij dat voor mij ook alles moet meezitten. Ik heb niet het lichaam om elke cross goed te zijn. Ook het parkoers moet vrij specifiek zijn. Zo ben ik het beste in een zware moddercross, terwijl korte bochten en veel klimwerk me veel minder liggen. Tegenwoordig zitten er in elke cross wel enkele U-turns en door mijn zware lichaamsbouw heb ik het aan het einde van de cross moeilijk om telkens opnieuw te moeten optrekken. Per seizoen zijn er dan ook maar drie of vier crossen die me echt liggen en dan nog heb ik een dosis geluk nodig, want als het die dag vriest of het parkoers er kurkdroog bijligt, dan wordt het voor mij al terug veel moeilijker. Het komt er eigenlijk een beetje op neer dat ik mijn hele leven opoffer voor die drie of vier crossen per seizoen.

Maar je bent ondertussen wel terug veldrijder. Met ambitie?

Toch wel, veldrijden is te duur om puur als hobby te doen en je hebt ook te veel mensen rondom je nodig. Je moet je er ook helemaal op toeleggen, anders wordt het toch niks. De drang om er nog eens te staan is er nog wel, maar het is niet zo makkelijk omdat ik ook nog werk naast het veldrijden. In Zonnebeke zat alles nog eens mee en daar haalde ik dan ook de top acht. In vergelijking is eerder het mountainbiken een hobby, maar wel een hobby die ik dolgraag doe.

Liever als veldrijden?

Eerlijk? Ja, want voor het veldrijden moet ik me steeds oppeppen om te gaan trainen. In enduro heb ik daarentegen echt mijn passie gevonden. Ik merk gewoon dat ik veel toegewijder ben in het mountainbiken. Mijn wedstrijdplanning voor het komende mtb-seizoen ligt altijd al veel vroeger vast dan de planning van mijn veldritseizoen. Voor het veldrijden ben ik veel nonchalanter en de mensen zien ook dat ik soms steken laat vallen.

Al lijkt het me wel logischer dat je als veldrijder voor crosscountry zou kiezen en niet voor enduro.

Ooit heb ik een seizoen aan crosscountry gedaan, maar hoe meer ik trainde, hoe meer spiermassa ik kreeg. Ik werd dan wel sterker in vlakke koersen, maar ook trager bergop. Ik heb nu eenmaal een zware lichaamsbouw, al zit mijn vetpercentage wel maar rond de 8%. Ik heb dat dan ook snel afgebouwd en ben dan beginnen veldrijden, en daar was ik meteen ‘into the sport’.

Wanneer heb je dan enduro ontdekt?

Veel later pas. In 2013 heb ik meegedaan aan de Alpentour en bergop reed ik met een vermogen van 350 watt terwijl iedereen rond mij maar 250 watt kon rijden. En het ging me niet af om tussen die ‘toeristen’ de berg op te moeten rijden, maar ik ben nu eenmaal geen klimmer. Een Tom Boonen zal ook nooit een rit winnen op de Ventoux hé. Bergaf zoefde ik dan iedereen terug voorbij en ik maakte me de bedenking dat het ‘chic’ zou zijn om aan een wedstrijd mee te doen waar enkel rekening wordt gehouden met de tijd bergaf, en niet met de tijd bergop. ’s Avonds in mijn hotelkamer ben ik dan ook meteen wat beginnen surfen en plots zag ik dat zulke wedstrijden wel degelijk bestonden.

Ik maakte me de bedenking dat het ‘chic’ zou zijn om aan een wedstrijd mee te doen waar enkel rekening wordt gehouden met de tijd bergaf

Een week na de Alpentour stond er in Mollau, in de Franse Vogezen, een endurowedstrijd op het programma en ik heb me meteen ingeschreven. Maar ik had wel nog geen fiets. Ik ben er die week dan ook nog snel één gaan kopen, een medium (Jan Denuwelaere is een meter negentig, nvdr), en in het weekend stond ik in Mollau aan de start. Al werd het niet meteen een succes, want ik reed lek.

Maar ondertussen heb je wel een bronzen medaille van het Belgisch kampioenschap enduro in de kast hangen!

Klopt, misschien komt het doordat ik zo onbevangen aan enduro doe. Niets moet, alles mag weet je. Ik train ook amper op mijn endurofiets, want ik heb nooit zin om twee of drie uur in de wagen te zitten om naar de Ardennen te rijden om er een fatsoenlijke training af te werken. Hier in het Heuvelland heb ik maar één bergje waar ik een beetje kan op trainen; een steil ding met een verval van een tiental meter, maar daar blijft het bij. En dan train ik er nog meestal met mijn hardtail …

Tijdens de eerste specials van een wedstrijd verlies ik dan ook nog kostbare tijd omdat mijn fiets slecht afgesteld staat. Zo kreeg ik vorig seizoen de dag voor de Enduro van de Semois een nieuwe fiets van Kona. Ik ben dan inderhaast naar Reims gereden, heb daar die dag wat getraind op een mijnterril en alles ging goed. Ik dacht dan ook dat ik de fiets goed had afgesteld, maar de volgende dag kreeg ik in de eerste special aan de Semois meteen een hoop wortels voor de wielen en ik schoof van hier naar ginder. Ik verloor dan ook tijd doordat ik de komende specials eerst mijn veringen terug moest afstellen. Toch eindigde ik nog als achtste.

Een ander voorval was die wedstrijd waar ik voor de start aan de organisatie vroeg of ik niet vooraan tussen de besten mocht starten. Nee, antwoordden ze, iedereen komt af met die vraag. Dus ik kreeg nummer 108. Maar iedere special haalde ik een pak renners in en finaal eindigde ik als derde. De organisatie kwam zich achteraf dan ook excuseren, want als ze geweten hadden dat ik zo goed was, had ik wel vooraan mogen starten.

Wat is het grootste verschil tussen enduro en veldrijden?

In enduro is het veel moeilijker om je zwakke punten te leren kennen dan in veldrijden, want je bent nooit rechtstreeks met je concurrenten onderweg. Je vraagt je dan ook steeds af waar je die kostbare seconden hebt verloren. Is het in de bochten, in een technische afdaling of toch op een vlakke strook? In veldrijden weet je veel sneller aan welke punten je moet werken.

Je waagt je ook aan downhill?

Ja, het mag soms nog wat zotter voor mij. In 2016 reed ik enkele manches van de DH1 en ook dit jaar zal ik aan enkele manches meedoen. En natuurlijk staat ook de Mountain of Hell terug op mijn programma. Toen ik in 2015 voor de eerste keer aan de Mountain of Hell deelnam, werd ik zevende. Mijn toenmalige teammanager belde me nadien op dat hij het wel heel tof vond voor mij, maar dat dit eigenlijk wel wat gevaarlijk was voor een veldrijder. Vandaar ook mijn keuze om een eigen team op te starten, dat werkt het beste voor mij. Ik heb het moeilijk om me steeds naar de orders van een team te moeten richten.

Al neem ik in die wedstrijden nooit echt veel risico. Het is eerder op training dat ik meer durf en over de grens ga. In een wedstrijd bouw je steeds wat zekerheid in omdat je wilt finishen. Zo is mijn grootste handicap tijdens de Mountain of Hell het rijden op sneeuw. Daar zijn er dan ook velen mij gepasseerd. Nadien begon ik dan iedereen terug in te halen, zowel bergop als bergaf. Want in enduro hoor ik wel tot de betere klimmers, toch zolang er geen Julien Absalon aan de start staat.

Je haalde al aan dat je ook werkt aan een toekomst naast de sport, waar ben je zoal mee bezig?

Ik heb een bedrijfje opgericht, 360-Sports, om de mensen te coachen en techniektrainingen te geven. En ook voor bikefitting kunnen de mensen bij mij terecht. Ik ben er nog niet lang mee bezig en ben nog volop aan het uitzoeken hoe ik dat alles op een goede manier kan overbrengen, en dat slorpt veel van mijn tijd op. De trainingen die ik geef, zijn heel divers. Ik geef zowel specifieke crosstrainingen als mtb-trainingen. De leeftijd van de deelnemers speelt geen rol, maar ik merk dat de jongeren meer naar de crosstrainingen komen. Voor ‘oudere’ renners is de instap naar het mountainbiken veel makkelijker dan naar het veldrijden, ook al omdat een crossfiets meer vaardigheden vergt.

Hier in de streek zijn er weinig zulke initiatieven voor de jeugd. Verder merk ik dat het nog te veel leeft dat de cross een wintersport is en dat je in de zomer op de weg moet koersen. Ik ben echter van mening dat je ook in de zomer al voldoende crosstrainingen moet afwerken om beter te worden. Het is gewoon te belangrijk voor je techniektraining. Iedereen is tegenwoordig ook al van heel jongsaf gefocust op wedstrijden, terwijl ik tot mijn vijftiende nog niet eens wist dat er iets als competitie bestond. Ik speelde heel de tijd met de fiets in de tuin, en dat is mijn techniek ten goede gekomen.

Verder heb ik onlangs ook een winkel opgestart waar ik leuke kledij en producten verkoop voor de crosser en mountainbiker. Het is te zeggen, een kameraad van me was daar mee gestart en samen maakten we leuke filmpjes om de spulletjes te promoten. Maar eind 2016 is hij jammer genoeg gestorven aan leukemie. Achteraf heb ik aan zijn vriendin gevraagd wat ze ervan zou vinden als ik de winkel zou verderzetten en ze antwoordde me dat hij dat heel tof zou gevonden hebben. En zo ontstond Rollitshop.

Ondertussen heeft Jan ons meegenomen naar zijn trainingsberg in het West-Vlaamse Heuvelland. Zelf is hij gewapend met zijn fiets en een schop, die hij steeds bij zich heeft om zijn trainingspaden nog wat te verfijnen. Een uurtje later nemen we afscheid zodat Jan zich rustig verder kan klaarstomen op het komende seizoen, een seizoen dat ondertussen ook voor hem begonnen is met de DH1-manche in Chaudfontaine.

Als je Jan Denuwelaere wil volgen, dan kan dat hier: www.jandenuwelaere.be

Of ben je benieuwd naar zijn shop, daar vind je hier alles over: www.rollitshop.com

DoorJan Geys