Ontdekking | Valle d’Aosta: gravelen in het paradijs
Door Pierre Pauquay -
In het noorden van Italië, aan de grens met Frankrijk, ligt een regio met een betoverende naam: Gran Paradiso, een toevluchtsoord voor wilde dieren. Met de gravelbike in de hand trok Vojo op verkenning in dit voormalige koninkrijk van een visionaire vorst die aan het begin van de twintigste eeuw een van de eerste nationale parken in Europa creëerde.
Il Gran Paradiso, deze top van 4062 meter heeft zijn naam gegeven aan een van de mooiste natuurgebieden in Europa. Een prachtig gebied in de Aosta-vallei waar je nog ongestoord de fauna kan observeren en sublieme landschappen bewonderen.
De mooiste wegen om dit pareltje binnen te dringen, lopen via Valgrisenche, Rhêmes en Valsavaranche. Drie verschillende valleien en drie sterke identiteiten die we maar wat graag willen ontdekken in het gezelschap van Vincent en Morgan. In tegenstelling tot het aangrenzende natuurpark Vanoise (aan de Franse zijde van de grens) mag er in Gran Paradiso wel gefietst worden.
Het plan is om deze prachtige valleien op onze gravelbikes binnen te dringen tot aan de voet van de gletsjers, om ons dan ‘s avonds te installeren in een gezellige berghut.
De verborgen valleien van Gran Paradiso
In Valgrisenche volgen we de oude weg langs het meer. Links van ons lopen er wegen naar verlaten gehuchten. Aan het einde van de vallei kruisen we de enige inwoner van het gehucht Surier.
Haar dochter baat een kleine bar uit aan het begin van de wandelweg naar de berghut en ze vertelt ons waarom de bewoners de vallei zijn ontvlucht. In de jaren tachtig werden de huizen van drie gehuchten verzwolgen door het water van het kunstmatige Lago di Beauregard. Alsof ze tijd en technologie wilden trotseren, staan de ruïnes van het vierde dorp met de ondertussen vergeten naam nog steeds overeind.
We verlaten de weg en klimmen steeds hoger naar de plek waar de koude en het ijs nog heersen. Het pad, dat goed berijdbaar is met de gravelbike, loopt langs de bergstroom Di Valgrisenche. Hoe verder we komen, hoe meer de vallei zich sluit. We volgen een technisch maar niet onoverkomelijk pad om de pas over te steken.
Eindelijk zien we de berghut Bezzi. Op de achtergrond zien we de Ghiacciaio di Gliairetta en de Grande Sassière (3761 meter). Vaak krijgen we de kans niet om de voet van een gletsjer te bereiken met een gravelbike. We genieten van dit moment alvorens aan de afdaling te beginnen.
De fierheid van een regio en een volk
De volgende dag is het de beurt aan het Val de Rhêmes om het decor te vormen. Om er te komen, slingert het pad eerst door nauwe kloven.
We verlaten de vallei via een pad dat naar de alpenweiden voert.
In de verte zien we de berghut Benevolo. Onder ons zien we de weg kronkelen die ons tot hier heeft gebracht.
Maar we zijn er nog niet, er wachten nog eens 400 hoogtemeters. Gelukkig zonder al te veel moeilijkheden. Ook bergaf gedragen onze gravelbikes zich prima.
De grip van de smallere banden is verrassend goed, net zoals het comfort. En dat ondanks het gebrek aan een vering.
Iets na Rhêmes-Notre-Dame arriveren we in het wondermooie gehucht Pellaud. Het harmonieuze geheel herinnert ons eraan dat het Valle d’Aosta wordt geregeerd als een kleine republiek. De belastingen van de inwoners worden volledig in deze autonome regio gepompt en gaan niet naar de centrale staat. En dat komt zowel het architectonische als het natuurlijke erfgoed ten goede. Oude dorpjes worden voortdurend gerestaureerd.
Deze autonomie ontstond na de Tweede Wereldoorlog, toen de inwoners van het Valle d’Aosta zich verzetten tegen het fascisme. De bevrijding van het nazi-juk viel samen met de afkondiging van de autonome staat: veel inwoners hebben hun bloed gegeven voor deze onafhankelijkheid. Deze autonomie vertegenwoordigt tot op de dag van vandaag de mooiste erfenis die vorige generaties hebben nagelaten.
De koninklijke beschermer van de wilde dieren
De derde en laatste vallei, Valsavaranche, is een hymne aan het barre leven. In de vallei zijn de gehuchten Tignet en Degioz de stille getuigen van hoe moeilijk het leven hier diep verborgen in de vallei moet geweest zijn. De ruwe charme is puur en onvergelijkbaar. De huizen passen in elkaar en zijn in de rotsen gebouwd om zich te beschermen tegen de lange winters die nooit lijken te eindigen. Hier helpen de mensen elkaar. Wij huiveren reeds bij de gedachte aan de strenge winters met enorme sneeuwhoogtes.
Vanaf Degioz stijgt de weg tot de plek waar de wandeltochten voor de beklimming van Il Gran Paradiso beginnen. We laten onze fietsen achter en besluiten het oude koningspad te verkennen dat naar de berghut Federico Chabod leidt. Al in 1856 verklaarde koning Vittorio Emmanuele II deze bergen tot koninklijk jachtreservaat. Hij liet het gebied bewaken en liet er wildcorridors en wandelpaden aanleggen. Het massief was zijn favoriete jachtgebied dat paradoxaal genoeg de fauna zou beschermen, net omdat alleen de koning er op dieren mocht jagen. Zonder dit strikte quotum zou de steenbok uit de Alpen zijn verdwenen. In 1920 schonk zijn opvolger, Vittorio Emmanuele III, het reservaat aan de Italiaanse staat voor de aanleg van een nationaal park van 70.000 hectare.
Twee jaar later werd het Nationaal park Gran Paradiso gecreëerd. In de mist richting de Costa Savolera-bergweide zagen we op een paar meter van ons steenbokken. Zij zijn de afstammelingen van deze overlevenden. Wel hebben deze opeenvolgende generaties hun genetische variabiliteit verarmd. De huidige populatie is zwakker door de klimaatverandering en vatbaarder voor ziekten.
We dwalen verder door het bos. In de verte valt de enige “4000” op, de Gran Paradiso (4061 meter), omringd door de Tresenta (3600 meter) en de Bocca di Montandayné (3838 meter). Een uitzicht dat je op spierkracht dient te verdienen, zonder mechanische of kunstmatige toegang.
‘s Avonds kijken we naar de laatste zonnestralen van de dag die een warme gloed over de bergen leggen. Het gebied heeft zijn naam niet gestolen, dit is echt een paradijs op aarde.
Info
- Cogne, een toeristisch stadje in het Valle d’Aosta, biedt 6 MTB-routes aan. Deze zijn niet uitgepijld maar de gpx-routes zijn te downloaden via www.lovevda.it. In totaal zijn er in het Valle d’Aosta 23 circuits.
- Het aantal logeerbedden in het Nationaal Park is beperkt, ook daar vind je meer info over op www.lovevda.it.
- Zelf willen we Albergo A l’Hostellerie du Paradis in Valsavaranche aanraden, met een ouderwetse maar authentieke charme. www.hostellerieduparadis.it.
- De berghutten zijn normaal geopend vanaf juni tot midden september. Reken op 50 euro per persoon, inclusief avondeten en ontbijt. Voor enkel de overnachting in een slaapzaal betaal je 25 euro. www.rifugiobezzi.com of www.rifugiobenevolo.com.